Op een ochtend kwam je bij de kapper vandaan: je had een vrije dag, wat een bijzonderheid was, want je werkte de hele week, behalve op zondagmiddag, alleen dan was de bank gesloten. Je lange, golvende haar had je laten kortwieken en toen je met je pagekopje weer in het zonlicht stapte, zat er buiten op de stoep een klein, wit hondje. Het leek wel of hij op je had zitten wachten, vol verwachting hief hij zijn koppetje naar je op. Hoe vind je mijn eigen koppie, vroeg je hem. Je vorige haar dat je bij de kapper achtergelaten had, was weliswaar niet zo lang als dat van Marthe, dat bijna tot haarmiddel reikte, maar het was toch wel een ingrijpende metamorfose, vond je zo. Elke keer als Marthe in de Middellandse Zee zwom, met haar gitzwarte haar als een zwevende streng achter haar aan, dacht je: Zo ziet een zeemeermin er uit, dat kan niet anders!
- Prachtig, antwoordde de hond. Je nam hem eens beter op.
Spierwitte vacht, allemaal krulletjes. En heel donkere, pientere oogjes. Je zette koers richting huis en hij liep een beetje met je op.
Zo gauw kwam je dus niet van hem af, zoveel was duidelijk.
- Moet jij niet terug naar je baasje, vroeg je terloops, terwijl je tegelijkertijd een soort verliefdheid in je voelde opkomen.
- Een baas heb ik niet, antwoordde de hond, terwijl hij z’n koppie nog steeds opgeheven hield, en ik zou het veel leuker vinden om bij jou te blijven.
Het was al gebeurd. In een opwelling pakje je hem op en nam hem mee in je armen, naar huis.
Marthe kon haar ogen nauwelijks geloven toen ze thuiskwam.
- Ik noem hem Pannekoek, zei je, hiermee een klein beetje je nog steeds sluimerende heimwee verdoezelend, hij luisterde meteen naar die naam.
Moest je haar natuurlijk eerst uitleggen wat dat betekende. (Gelukkig was er toen nog geen sprake van een tussen-…)
- Vind het wel leuk klinken, beweerde ze na enige tijd, maar crèpe??
Kon je niks schelen. Je waste en verzorgde hem goed, hij werd met de dag mooier en levenslustiger. Af en toe, als jullie samen een wandeling gingen maken, schoot hij ineens weg en achter de kippen aan, je had dan wel de grootste moeite hem weer rustig en in het gareel te krijgen.
Een paar weken later kwam je thuis met een prachtig gedessineerde poes onder je blouse.
- Ah non! riep Marthe uit, nu is het wel genoeg, als je alle loslopende dieren uit Tanger mee naar huis gaat nemen, kunnen we beter een asiel beginnen.
Heel terecht natuurlijk, want daar is geen beginnen aan en tenslotte woonden jullie maar in een klein appartement.
Maar ze zijn allemaal even lief en aanhankelijk en praktisch allemaal ondervoed. Bij deze twee bleef het dus.
Ondervoed waren ook de vele jonge Arabiertjes die bedelend in de Soekhs hun verminkte ledematen naar je uitstaken. Ze werden niet zo geboren, vertelde men jou, maar hun ouders waren zo straat- en straatarm, dat deze kinderen vaak moedwillig mismaakt werden.Voorts werden ze als het ware geprogrammeerd om te bedelen, teneinde zichzelf en de rest van de familie te kunnen onderhouden.In de Kasbah en ver daarbuiten zwierf ook een man rond zonder neus. Toen je hem voor het eerst in een van die nauwe straatjes ontwaarde, dacht je dat je van je stokje ging. Het was een nogal rijzige figuur, ook dat nog, zodat hij altijd boven iedereen uittorende. Na enige tijd wende je een beetje aan zijn aanwezigheid en was je erop voorbereid dat je hem kon ontmoeten. Toch bleef het elke keer, als je vlak tegenover hem stond, weer een beproeving.
Radio Tanger werkte als een magneet op veel blaaskaakjes uit Parijs, die zich als speaker of als programmamaker nog moesten waarmaken. Velen ervan zijn naderhand bij de Franse radio en televisie terechtgekomen. Ze kwamen graag ’n kijkje nemen in Tanger, sommigen bleven er zelfs enige tijd hangen. Zo arriveerde er op een dag een jonge jazz-fanaat, André Francis geheten. Jullie sympathiseerden onmiddellijk en konden het reuze goed met elkaar vinden. Een beetje al te goed! Elke keer als-ie je zag, kwam hij met uitgestrekte armen op je afstevenen en leek het alsof de zon doorbrak in zijn gezicht. Je herinnert je dat nog zo goed, omdat André meestal nogal droevig keek. Je weet die sombere blik maar aan het feit dat hij niet zo van Tanger hield .. Later is hij een van Frankrijk’s meest gereputeerde jazz-kenners geworden, met een eigen jazz programma in Parijs, waar overal in de wereld naar geluisterd werd.
Marthe, Pannekoek en Trotski maakten deel uit van jouw wereld. Je verdeelde je tijd tussen je werk op bank-brood-op-de-plank, je radioprogramma’s voor Marthe-voor-de-lol en je plakboeken voor Pia-om-je-heimwee-te-onderdrukken. In al deze dingen ging oneindig veel tijd zitten, maar je probeerde zoveel mogelijk bezig te blijven.
Zo vergat je weliswaar je broer, maar je heimwee bleef.
© Marie-José VAN DEN HOUT
|