De gil
Het dubieuze spel van WILLEM WATERMAN
Klik hier
om een venster met de voetnoten te openen!
Ook zo dol op jazz?
Dan is onderstaand artikel beslist iets voor jou!
Het verscheen in het oktober nummer van *JAZZ BULLETIN* – om precies te zijn in nummer 57 van oktober 2005 en gaat over de vermeende
dubbelrol die mijn broertje speelde gedurende de bezettingsjaren. Op zich al een hele prestatie natuurlijk, gedurende de oorlog jazz platen de ether in knallen, die muziek was
n.l. verboden door de Duitsers.
Hele pagina’s zijn er vol geschreven over het vermeende oorlogsverleden van mijn broertje, en zijn dubbelspel daarin, maar er is m.i. nauwelijks nog aandacht besteed aan die andere kant van zijn flamboyante
persoonlijkheid:
De oprechte jazz liefhebber.
Daar was dan ook weinig aanleiding toe, totdat het Nederlands Jazz Archief te Amsterdam
aan de Heer Harm Mobach,
gedistingeerd jazz kenner en amateur, vroeg er eens in te duiken. Deze laatste heeft trouwens nog veel meer publicaties op zijn naam staan. Zo werkte hij o.a. mee aan het meer dan 600 pagina’s tellende en rijk geïllustreerde boek
100 JAAR JAZZ IN DEN HAAG – (Uitgeverij *De Nieuwe
Haagsche* copyright 2000 Den Haag) met een voorwoord van Sylvia Tóth –
Die Den Haag *Het New Orleans van de Lage Landen noemt…*
De platen zelf kunnen hier helaas niet beluisterd worden, maar een en ander is een bijzonder gedocumenteerd
geheel geworden, geschreven met veel liefde en aandacht voor zowel de jazz als voor mijn broertje’s Grote
Passie:
Een-Onvergetelijke-Indruk-Maken-Op-Andere-Mensen.
En al het materiaal is afkomstig uit de archieven van het Nederlands Jazz Archief en de Stichting BEELD en GELUID (radio) –
JAZZ BULLETIN verschijnt 4x per jaar
e-mail: info@jazzarchief.nl
website:
www.jazzarchief.nl
Was getekend: Marie-José VAN DEN HOUT
Jazz Bulletin, oktober 2005 nummer 57
De donkere kamer van Waterman
Tekst Harm MOBACH
De Tweede Wereldoorlog is rijk aan merkwaardige geschiedenissen. Daartoe
behoort zeker ook de historie van het weekblad
De Gil, dat in 1944, toen de kansen voor de bezetter definitief
keerden, duizenden lezers plezier liet beleven aan anti-Duitse grappen en
stekeligheden over NSB’ers en Landwachters. Want waar kon je in die tijd
legaal gedrukt lezen:
Wist u U hoe Berlijn heel, héél vroeger heette? Groot-Berlijn. Daarna: Berlijn. Nu: Zevenhuizen. Binnenkort:
Kuilenburg.
Wie wat nauwkeuriger las, zag al gauw dat het in De Gil ging om ‘Galgenhumor
onder direct Duitsch toezicht’.1 De bedoeling was de lezer
rijp te maken voor anti-geallieerde propaganda en vooral voor
antisemitische beschouwingen. Het blad werd uitgegeven door de
Abteilung Aktivpropaganda van het Generalkommissariat, waar elk
nummer zorgvuldig werd gecensureerd. Van nummer 4 af werd het blad voor
een groot deel volgeschreven door de freelancerpublicist W.H.M. van den
Hout, toen al bekend onder het pseudoniem Willem W. Waterman en na de
oorlog onder andere als Willy van der Heide. Waterman, zoals ik hem hierna
zal noemen, wist door zijn kolderieke schrijfstijl en veelvuldig gebruik
van Engelse woorden de oplaag van
De Gil in enkele maanden op te voeren tot ver boven de
honderdduizend.2 Zijn presentatie van het blad als
‘Periodiek Verschijnend Orgaan Voor Nuchter Nederland’,
spreekbuis van de
‘Uitlaat voor Zuchtende Zielen, Buitenlid van de Abessijnse Kultuurkamer en Zwierende Zwetsers’,
sprak een breed publiek aan. Niettemin was het blad – in de bewoordingen
van Martin van Amerongen – “fout als de kolere, getolereerd door de
Duitse bezetter, pseudo-anti-NSB, maar ondertussen onbekommerd schrijvend
over
‘spekjodinnen met hun hangboezems en hun zweetstank’ het
tragische feit negerend dat er inmiddels, in 1944, weinig spekjodinnen
meer over waren aan wie deze beweringen konden worden getoetst.” 3
De Gil won nog aan populariteit toen in het tiende nummer een
jazzrubriek werd gestart. De redactie werd overspoeld met positieve
reacties van ‘swingvrienden’. En het kon nog gekker. Terwijl het
Departement van Volksvoorlichting en Kunsten nog kort tevoren met trots
had geconstateerd dat, dankzij de inzet van de Nederlandse Kultuurkamer,
“…de jazz- en negermuziek in Nederland definitief van de baan is “
4 startte Waterman in juli 1944, uiteraard met goedkeuring
van de Duitsers, voor de Hilversumse genazificeerde zender een
radioprogramma met jazzmuziek onder de naam Radio Gilclub. Er werd vanaf
het begin, vooral door de jeugd, enorm op gereageerd. Ik laat hierover
Dick Verkijk (1929) aan het woord, die destijds bijzonder van de Gilclub
heeft genoten.
“Intussen waren het hoogstmerkwaardige uitzendingen. Ze moesten een
Amerikaanse indruk wekken en de Duitsers hadden Waterman toestemming
verleend de kisten met ‘verboden platen’onder het stof vandaan te
halen en naar hartelust een keus uit de inhoud te maken voor zijn
programma’s. Ze waren, althans voor de schrijver van dit boek, een
openbaring. Als jongetje had hij voor de oorlog nauwelijks bewust naar
muziek geluisterd – en dan krijgt hij vijf jaar later ineens klassieke
jazz in Dixieland- en New Orleans-stijl voorgeschoteld. Voor het eerst
hoort hij Louis Armstrong! Muziek uit het land, waarvan we vurig hoopten
dat het ons eindelijk zou bevrijden! Heeft men zich bij de Gilclub
gerealiseerd, dat hun uitzendingen averechts zouden werken? Als ze
spottend spraken over ‘die negermuziek’, begrepen ze dan niet dat ze
zichzelf te kijk zetten als ze daarna die grandioze jazzplaten lieten
horen? De Gilclub heeft van het toen 15-jarige hbs’ertje een enthousiast
liefhebber van de klassieke jazz gemaakt – en hij is het tot de dag van
vandaag gebleven. De ‘slimme’ propaganda is-ie vergeten, heeft hij
niet eens tot zich laten doordringen, maar de (Amerikaanse)
herkenningstune van de Gilclub kan hij na dertig jaar nog fluiten.” 5
Welke tune gebruikte de Gilclub? Dick Verkijk meende zich twee jaar
geleden tijdens een telefoongesprek te herinneren dat het WEARY BLUES
6 was. Ik kan hierover niets met zekerheid zeggen want ik heb,
hoewel geboren in hetzelfde jaar als Verkijk (1929), nooit één
uitzending van de Gilclub gehoord. Ik was weliswaar een fervent
radioluisteraar (ik sloeg geen Ramblers-uitzending over, luisterde naar de
oorlogszender Calais Calling e.d.), maar toen in mei 1943 de
radiotoestellen moesten worden ingeleverd betekende dit in ons gezin dat
daarna de radio alleen nog uit zijn schuilplaats werd gehaald voor
uitzendingen van Radio Oranje en – door mijn vader beluisterde –
nieuwsberichten van de BBC Home Service.
Buddingh’
Op dinsdag 5 september 1944 speelden zich in heel Nederland emotionele
taferelen af. Het land kon – dachten we – elk moment bevrijd worden
van de bezetters. Onder Duitsers en NSB’ers brak paniek uit. Ook Max
Blokzijl sloeg op de vlucht. In de gelijkgeschakelde pers mocht hierover
uiteraard niets worden gepubliceerd. Maar Waterman hoefde zich daarvan
niets aan te trekken. Hij bedacht de alliteratie
Dolle Dinsdag. Op 15 september kopte De Gil: GENERALE
REPETITIE – DURE LES VAN DOLLEN DINSDAG. Honend haalde Waterman uit naar
de autoriteiten (‘labbekakken’
7) die de benen hadden genomen. En spottend kon hij schrijven
over een nieuwe radioserie: ‘Ik was er zelf gloeiend bij’ door Max
Linoleum. 8
Na het nummer van 15 september 1944 (nr. 14) werd de uitgave van De Gil
overigens gestaakt. Niet omdat het blad werd verboden, maar omdat de
propaganda-afdeling van het Rijkscommissariaat, onder de druk van de
omstandigheden, naar Apeldoorn verhuisd was en de distributie een probleem
opleverde.
9
Voor schrijver Cees Buddingh (al voor de oorlog mede-oprichter van de
Dordtse afdeling van de Nederlandse Jazzliga) kwam het laatste nummer nog
net op tijd om in aanmerking te komen voor de door Waterman bedachte
PROFESSOR GIL-PRIJS, die hij ontving voor zijn gedicht
De Blauwbilgorgel 10, inmiddels een klassieker in de
Nederlandse literatuur. In oktober 1944 kwam Waterman er in de Radio
Gilclub op terug. Zijn presentatrice (Nanda de Marez Oyens) las toen
volgens het script
11 de volgende tekst:
“We beginnen met een reprise. Op verzoek van velen declameren wij
voor de radio het waanzinnige vers: “De Blauwbilgorgel”, dat gestaan
heeft in GIL nummer 14, onze zwanegil. Hier volgt het:
Ik ben de blauwbilgorgel, Mijn vader was een porgel […]. 12
Via de 450.000 aansluitingen van de radiodistributie roepen wij den maker
van dit vers op zich bekend te maken via De Gil, postbus 2 in Hilversum.
Wij stellen er prijs op, hem zijn honorarium uit te keeren. Het is een der
meest geniale gedichten, ooit in Holland geschreven. En nu een plaat, een
oude goede jazzplaat, gespeeld door de beroemde Miff Mole and his little
Molers en getiteld “After you’ve gone”.
13
De gebeurtenissen op Dolle Dinsdag betekenden voor Waterman dat hij die week niet in staat was zijn Gil-uitzending te produceren. Hilversum was onbereikbaar. Een (toen nog) vriend van Waterman, Wicher Hooite Jager, loste dit probleem op. Hij stelde zijn platen ter beschikking en schreef de teksten voor twee uitzendingen. Omroepster Nanda de Marez Oyens ging met deze teksten naar Hilversum en zo bleef de Radio Gilclub bestaan. Aldus een verklaring van Waterman tijdens zijn naoorlogse detentie.
Geluidsopnamen
Dit brengt mij op de aanleiding tot het schrijven van dit artikel. Op 27
juli 2003 maakte de onvolprezen VPRO radiorubriek OVT een selectie uit
geluidsmateriaal, gevonden in een schuurtje in Dordrecht. Opnamen uit de
periode 1938-1946, waaronder fragmenten van de Radio Gilclub. Ik kreeg
deze via het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid ter beschikking op
cd (totaaltijd 16.38). Op deze cd is slechts één fragment van de
destijds uitgezonden muziek te horen: het begin van OPUS ONE door het
orkest van Tommy Dorsey, opgenomen op 14 november 1944.
14 Waterman kondigt onder de muziek aan: “Here it is, man!
Another Radio Yelclub!” Voor het overige bevat de cd uitsluitend
gesproken woord. De platen worden wel aangekondigd, maar staan dus niet op
de cd. Alle teksten worden gelezen door Nanda de Marez Oyens, een
presentatrice die wat geaffecteerd overkomt, maar door Waterman onder meer
werd aangetrokken omdat ze het Engels goed beheerste. Ze bediende zich van
het pseudoniem Leonie Miller; op de cd noemt ze zich ook Phyllis Miller.
Op de cd worden onder andere de volgende platen aangekondigd: SERENADE TO
A SAVAGE – Artie Shaw, RUNNING WILD en SLEEPY TOWN PARADE – Glenn
Miller, EAST OF THE SUN – Tommy Dorsey (dit zal de opname van Tommy
Dorsey and Sentimentalists (met Frank Sinatra) geweest zijn, opgenomen 23
april 1940), JUST A MOOD – Benny Carter (vermoedelijk de opname
opgenomen in Londen, eind april 1936), SCATTERBRAIN en KING PORTER STOMP
– Benny Goodman, FLAT FOOT FLANAGAN – Harry James (dit had moeten zijn
FLATBUSH FLANAGAN door Harry James). Als veel gevraagde plaat wordt
genoemd MARTHA, gezongen door Connie Boswell, begeleid door Bob Crosby’s
Bob Cats, in mijn discografie vermeld als AH! SO PURE (MARTHA), opgenomen
13 november 1937. Repertoire van Bing Crosby en de Andrew Sisters werd
gedraaid ‘op schier eindeloos herhaald verzoek’.
Reacties van luisteraars
In het door mij geraadpleegde dossier over Waterman zijn veel reacties van
zowel enthousiaste als boze luisteraars te vinden. Van een echte
jazzliefhebber vond ik een verzoek om opnamen van Red Nichols, Chick Webb,
Fletcher Henderson, Coleman Hawkins, Count Basie, enzovoort. Ook trof ik
een briefje aan waaruit viel af te leiden dat het programma in oktober
1944 van 21.00 – 21.30 werd uitgezonden. Deze briefschrijver verzocht om
BUGLE CALL RAG nog eens te laten horen en voegde daaraan toe: “Een paar
weken geleden hoorden wij een paar maten en toen kwam die
pokke-marschmuziek als voorbereiding voor Max Blokzijl. Dus voortaan geen
goeie platen meer op slag van half 10!” Uit andere reacties bleek dat de
frequentie van het programma wisselde. Er is zelfs een periode geweest
waarin de Gilclub per week viermaal een half uur kon worden
beluisterd.
Als opmerkelijk verzoek noteerde ik een aanvraag voor ‘de Tiger Rag van
de Mills Brothers’, met de toevoeging : “Landwachters willen ook wel
eens swing horen, dus wat is pro of anti?”
Sommige uitzendingen begonnen met een gedeelte van RHAPSODY IN BLUE, wat
leidde tot diverse verzoeken de plaat geheel te draaien. Ook HONKY TONK
TRAIN BLUES van Mead Lux Lewis werd wel als opener gebruikt.
Veel briefschrijvers hadden problemen met spelling van titels. Ik las een
verzoek voor ‘een monster swingplaat van Cap Celloway’, ondertekend
door ‘Een onderduiker’. Ook de aanvraag voor ‘Kou Kou Bookie” mag
niet onvermeld blijven (het was trouwens een strenge winter). De meeste
brieven waren niet-leesbaar ondertekend, maar sommige luisteraars
vermeldden argeloos hun volledige adres en sloten zelfs een postzegel voor
antwoord bij.
Niet iedereen kon uit Watermans satirische teksten afleiden wie hij nu
precies op de korrel nam. Zo deed een luisteraar zijn verzoek om ‘een
plaat van de Embro Sisters’ (sic) vergezeld gaan van een ontwapenend
slot: “Zijn jullie werkelijk van de Engelse of van de NSB, dat wil ik
graag weten”. Ook vond ik een brief waarin werd gevraagd om “het
volume van de zender op te voeren want de bas in big noise komt te zacht
door”. Deze luisteraar doelde op BIG NOISE FROM WINNETKA met bassist Bob
Haggart.15
Overigens kunnen we de luisteraars hun spelfouten niet echt aanrekenen,
want veel titels had men vaak letterlijk alleen maar van ‘horen zeggen’.
Dat gold trouwens ook voor Waterman zelf, die Nanda de Marez Oyens
regelmatig een programma met ‘zwart gesneden platen’ liet aankondigen.
Daarmee werd dan bedoeld dat het ging om repertoire dat gekopieerd was van
zenders als de BBC of de AEF (American Expeditionary Forces). Van nieuwe
namen wist Waterman soms ook zelf niet hoe die precies geschreven werden.
Zo liet hij aankondigen: “Eager Beaver, gespeeld door Stan Catton and
zyn bende”. 16
Tot het laatst toe werd er op de Gil-uitzendingen gereageerd. Een zekere
Johnnie schreef: “Ik mag lijden dat deze brief niet gecensureerd wordt,
want die lui daar vertrouw ik nog minder dan jullie. Enfin jongens, tot
hangens…”
Ik vond vrij veel fanmail voor Leonie Miller, die zich doorgaans meldde in
typisch Waterman-proza, zoals “Hullo Hullo swingfriends and Bing Crosby
lovers…this is Leonie-hoe-lang-nog-O-Heer-Miller, met de goede oude
Radio Yell Club – Hello, this is-Leonie-met-de mooie-benen-Miller –
Luisteraars, dit was weer Leonie-hou je-ook-zo-van-Consi-peuken-Miller
17”, enz. Maar enthousiasme voor de gedraaide platen liet men
wel vaak gepaard gaan met niet mis te verstaan commentaar op de gebezigde
teksten. Uit een brief van 28 november 1944: “Wat de politiek betreft,
daar zou ik m’n mond maar over houden, want daar kunnen kleine meisjes
niet over meepraten […] Verleden week deed je een reuze stomme zet toen
je het over de Rooien had! Wij maken ons werkelijk bezorgd over je
toekomst (d.i. aan welke boom je komt te hangen). Twee hartstochtelijke
Gil-liefhebbers.”
Angst voor ‘de bolsjewieken’ werd er regelmatig ingehamerd. In het
script dat volgens een potloodaantekening op 29 maart 1945 is uitgezonden
staat:
“Misschien komt het nog wel eens zoover dat we terug verlangen naar de
Duitsche bezetting met programma’s zoals de Gil. Hoe onwaarschijnlijk
dat ook klinkt. Overigens zijn wij van mening dat de Rooien moeten worden
uitgeroeid. En wij eindigen met een groot of klein stuk van de veel
gevraagde en nimmer genoeg gedraaide Good Morning Blues van Count Basie.” 18
Aan het eind van een script las ik soms : “Stimme in Musik einblenden”
of “abblenden”. Kennelijk zat er een Duitser aan de knoppen. Alle
Gil-programma’s werden van tevoren op platen opgenomen in de studio van
Taubert, hoofd van de
Rundfunkbetreuungsstelle. Tijdens een verhoor na de oorlog
verklaarde een getuige dat soms gebruik werd gemaakt van ‘magnetoband’.
19 Aan de Gil-programma’s zouden ook leden van de Ramblers
en het orkest van Frans Wouters hebben meegewerkt; ik heb teksten
aangetroffen die daar op zouden kunnen wijzen.
20 Opmerkelijk is dat Waterman zijn scripts soms typte op de
achterkant van briefpapier, bestemd voor het verzenden van geheime
berichten en voorzien van het briefhoofd van DER REICHSKOMMISSAR,
gevestigd aan de Schimmelpennincklaan 3 te Den Haag.
Dan waren er de verzoeken om foto’s van Leonie Miller. Iemand voegde
daaraan toe: “Of durft u dat niet aan met het oog op de komende
eindafrekening? Met de meest gillende hoogachting….” De aanhef van
brieven gaf blijk van sterk uiteenlopende waardering. Die varieerde van
“Teerbeminde Leonie”, “Gil-Lieveling” en “Hoogstgewaardeerde
Gil-dame” tot “Uitgestelde Gillijders”, “Vervloekte Leentje
Molenaar” en “Aspirant Cadavers”.
Curieus commentaar
De teksten die Waterman zijn presentatrice liet uitspreken bleven tot het
laatst toe voldoen aan de formule die zijn Duitse opdrachtgevers voor ogen
stond: 90% muziek (geen bezwaar tegen jazz, komt luisterdichtheid ten
goede) en 10% politiek commentaar waarin ‘Londense propaganda’ diende
te worden geridiculiseerd. Omdat Waterman in 1944 uiteraard wel zag dat de
kansen op een Duitse eindoverwinning verkeken waren, bestond dit politiek
commentaar voornamelijk uit een persiflage op aangekondigde maatregelen
tegen landverraders, het signaleren van wantoestanden in de bevrijde
gebieden (de term ‘bevrijde gebieden’ passeerde ongehinderd de
censuur!) en het belachelijk maken van Radio Oranje.
En dat alles gelardeerd met jazz en swing.
Een voorbeeld:
“We vragen ons af of het nu beslist noodzakelijk was om op Walcheren te
landen en een eersteklas veldslag te beginnen, temidden van een vluchtende
bevolking. En hier voor ons ligt het volgende zwarte plaatje, met zorg en
liefde gesneden. Tommy Dorsey’s arrangement van The Song of India met
aan de drums Gene Krupa.” 21
Ook de ministers van het kabinet-Gerbrandy moesten het ontgelden. Van
minister Burger (Nanda de Marez Oyens spreekt consequent over ‘minister
Burgers’) wordt gezegd:
22
“Hij was koopman, advocaat of linke jongen en was naar Engeland
gegaan bovenop een dolfijn of zittend op een V-1, maar nu is hij minister
af.
23 En dat alleen maar omdat hij durfde beweren dat het volk
niet scherp te scheiden was in landverraders en absoluut idealistische
patriotten. Nee, zegt minister Van Heuven Goedhart, je bent of een goed
vaderlander of een landverrader en een tussenweg bestaat niet. Desnoods
gaat de helft van het volk tegen de muur, maar gezuiverd moet er worden. […]
Maar nu onze platen. IJlings onze eerste twee platen. Ik heb al weer veel
te lang gepraat. En omdat we de laatste weken niets anders hebben gehoord
dan het gegarandeerd allerlaatste nummer zwart gesneden, beginnen we deze
week met enkele uit de oude-jazzdoos. Wie kende het kleine zwarte
pianistje Cleo Brown, the brown girl with the [?...
24] fingers? Ze zingt en speelt BREAKIN’ IN A PAIR OF SHOES 25
en vlak daarop volgt JUNGLE DRUMS van Artie Shaw.” 26
Over minister Welter: “Wat heeft het volk gedaan om zulke muilezels als
minister te krijgen…”. Premier Gerbrandy werd gepresenteerd als “de
Oppersnor” en “de Hoofdvertegenwoordiger van de Statenbijbel”. Het
klinkt als eigentijds satirisch proza, maar Watermans taalvaardigheid
werd, zoals hiervoor reeds bleek, ook voor bedenkelijker doeleinden
ingezet.
Radio Arnhem
Na de mislukking van de operatie Market-Garden in september 1944 startte
de
Reichsbetreuungsstelle een zender die zich Mary of Arnhem
noemde en die de bedoeling had om verwarring in het geallieerde kamp te
stichten. De opzet was geraffineerd. Men maakte gebruik van de zender in
Lopik en relayeerde naar keuze drie BBC programma’s (Home Service, Light
Programme of Allied Expeditionary Programme).
27 Op een uitgekiend ogenblik schakelde men de BBC-nieuwslezer
uit en ging men in voortreffelijk Engels over op eigen nieuws. De inhoud
was niet propagandistisch en leek zelfs uit geallieerde bron te komen. De
verwarring moest juist komen uit kleine accentverleggingen. Tijdens het
Ardennenoffensief werden bijvoorbeeld successen van Engelse
legeronderdelen toegeschreven aan Amerikaanse, waarover in de echte
geallieerde uitzendingen nog een week is doorgebakkeleid. ;28
Dit alles betekende voor Waterman weer nieuwe werkgelegenheid. Hij maakte
voor Radio Arnhem een cabaretprogramma onder de titel ‘Golden Pirate
Club’; volgens Dick Verkijk deed hij dit met behulp van Engelse,
Canadese en Amerikaanse krijgsgevangenen. De onderzoekers Horst Bergmeier
en Rainer Lotz vermelden in
Hitler’s Airwaves dat ook dit programma werd gepresenteerd door
Ferdinanda ‘Nan’ Weckerlin de Marez Oyens als Leonie Miller. En ze
voegen er aan toe: “This was an all-music programme with plenty of
American jazz and current hits.”
29 Dus kennelijk samengesteld volgens dezelfde formule als de
Radio Gilclub.
De laatste Gil-uitzendingen
Op de cd van het Instituut voor Beeld en Geluid is een door Nanda de Marez Oyens uitgesproken tekst vastgelegd die kort voor de capitulatie moet zijn opgenomen en representatief is voor de nationaal-socialistische mentaliteit:
“Er zijn mensen die zich hoofd krabben en mompelen: waarom geven de
Duitsers het in ’s hemelsnaam niet op. Daar zijn verschillende
theorieën over. De meest gangbare die we horen is dat er ergens in
Duitsland een geheim wapen bestaat dat zo verschrikkelijk is in uitwerking
dat het gebruik ervan pas op het allerlaatste ogenblik is gerechtvaardigd.
In geval van uiterste nood dus. Anderen kijken dan ietwat geschrokken en
zeggen dat het tijdstip van uiterste nood langzamerhand wel aangebroken
schijnt. Een tweede theorie is – en dat is ook de theorie van onze
politieke redacteur – dat een volk nooit of te nimmer mag capituleren.
Het leven van een volk is namelijk niet afgelopen met het verliezen van
een oorlog. Een oorlog is slechts een ontwikkelingsfase in het bestaan van
een krachtig volk. En dan treedt in werking het bekende Duitse woord: Was
uns nicht umbringt dass stärkt uns. Dat is iets wat de ware burgerman
nooit of te nimmer zal begrijpen. En toch is het zo klaar als een klontje:
door tegenslagen wordt een volk gehard. Voorspoed daarentegen verzwakt
het. Dat hebben wij bitter aan onszelf ervaren. Het is hetzelfde principe,
natuurlijke principe, dat de Engelsen zo goed kennen als Darwin’s
survival of the fittest. Hetzelfde beginsel dat de boer op zijn
land toepast als hij met een zware rol over zijn opkomende planten
heengaat. De zwakken worden gedood, maar de sterkeren blijven leven en het
gehele gewas wordt krachtiger en sterker.
30 En nu weer een koppel beste platen. Hier is allereerst
Benny Goodman’s onvolprezen versie van SCATTERBRAIN, gevolgd door Glenn
Miller met de band van de AEF met STRING OF PEARLS.”31
De naoorlogse berechting en “zuivering”
Ferdinanda Weckerlin de Marez Oyens, geboren in Batavia in 1918, was de
dochter van een in Nederlands Indië werkzame ambtenaar die lid was van de
NSB. Hij meldde zijn dochter in 1939 aan als lid van de NSB. Nadat deze in
1940 was getrouwd met een Duitse militair keerde ze zich, volgens haar
verklaringen tijdens het strafproces, later af van het
nationaal-socialisme en liet ze zich scheiden. Waterman wilde haar graag
hebben voor zijn Gil-uitzendingen en maakte haar wijs dat in deze
programma’s codes voor de geallieerden verborgen waren. Tijdens het
proces werd een verklaring overgelegd van een man die in 1944 in Amsterdam
bij haar ondergedoken had gezeten. Ook nam het Tribunaal aan dat ze in
1943 en 1944 werkzaamheden in het belang van de illegaliteit verrichtte.
Ze bleef volgens haar verklaring lid van de NSB om makkelijker illegaal
werk te kunnen doen. Ze zegde haar lidmaatschap pas op in september 1944
na Dolle Dinsdag.
In zijn uitspraak van 8 april 1946 legde het Tribunaal Nanda de Marez
Oyens een internering op van 11 maanden, wat betekende dat ze nog op
diezelfde datum in vrijheid werd gesteld. Ze werd namelijk al vanaf 9 mei
1945 in detentie gehouden. Ook werd ze uit het kiesrecht ontzet. Een
citaat uit de voorzichtig geformuleerde beslissing: “…dat het
Tribunaal wil aannemen, dat de beschuldigde bij haar werkzaamheden voor de
“Radio-Gil-club” niet het bewustzijn heeft gehad, ten nadele van het
Nederlandse Volk te handelen en dat zij in de mening verkeerd kan hebben,
dat aan de Radio-Gil-Club nog andere motieven ten grondslag lagen, dan
alleen nationaal-socialistische propaganda”. Nanda de Marez Oyens
overleed in december 2003, 85 jaar oud.
op een feestavond kwam hij verkleed als douchecel binnen
Willem Waterman, in 1915 geboren als Wilhelmus Henricus Maria van den
Hout, werd enkele dagen na de bevrijding op 11 mei 1945 in Amsterdam
gearresteerd en eind 1948 weer vrijgelaten, zonder dat het tot een
strafrechtelijk proces kwam. Hij zat dus drie jaar en zeven maanden in
voorarrest en is nooit veroordeeld. Over de reden van zijn vrijlating is
veel gespeculeerd. De meest plausibele verklaring lijkt mij vervat in het
advies tot vrijlating, gedateerd 14 december 1948, gericht aan het
Bijzonder Gerechtshof in Den Haag: “Of verdachte bij eene veroordeling
een straf zou krijgen, die met inachtneming der gebruikelijke faveurtjes,
zou uitgaan boven de thans in bewaring doorgebrachte tijd, lijkt mij
daarom hoogst twijfelachtig…”
Zijn vrijlating maakte het voor Waterman wel gemakkelijker om tegenover
iedereen die het maar wilde horen, vol te houden dat hij in de oorlog een
uitgekiend spel had gespeeld. Het verhaal dat hij tijdens de verhoren
vertelde kwam er op neer dat via de Radio Gilclub illegale codes werden
uitgezonden. Opnames moesten soms worden gestaakt, omdat Nanda de Marez
Oyens zich niet altijd aan haar tekst hield en in code-berichten uiteraard
geen letter mocht worden veranderd. Hij zou zijn werk voor de Gilclub met
medeweten en goedkeuring van de Geheime Dienst Nederland hebben verricht.
Maar evenals de hoofdfiguur in W.F. Hermans’ ‘Donkere kamer van
Damocles’ kon ook Waterman zijn Dorbeck niet vinden. De man waarop hij
zich beriep – overigens ook een discutabele figuur – verklaarde dat
hij nooit een toezegging had gedaan Waterman na de oorlog voor zijn werk
bij De Gil te dekken. Dat het desondanks niet tot een veroordeling kwam
was uiteraard een opsteker die Waterman zich niet liet ontgaan. Hij kon
zich presenteren als de man die te veel wist van het oorlogsverleden van
bekende Nederlanders.
Overigens had Waterman na zijn vrijlating nog wel te maken met een
uitspraak door de Commissie voor de Perszuivering, die hem op 27 april
1948 had verboden tot 5 mei 1965 als journalist werkzaam te zijn. Deze
beslissing betekende een uitsluiting van 20 jaar. Vooral zijn
werkzaamheden voor de
Einheit Gerlach 32 werden hem zwaar aangerekend. Na
zijn vrijlating wist zijn advocaat met hulp van getuigen te bereiken dat
de termijn van 20 jaar werd teruggebracht tot 10. De Raad van Beroep voor
de Perszuivering achtte in zijn uitspraak van 30 december 1949 “niet
bewezen dat Van den Hout aan de radio de Duitsche propaganda heeft
bevorderd. Evenmin is bewezen dat hij anti-geallieerde brochures zou
hebben geschreven.”
Zo’n rechtsoverweging lees je met verbazing. Dat Waterman gedurende de
oorlogsjaren een zeer ijverige, multi-inzetbare medewerker was van de
genazificeerde omroep, kwam eenvoudigweg niet aan de orde. In het dossier
dat ik inzag bij het Nationaal Archief te Den Haag vond ik verzoeken van
de omroepleiding aan Waterman om tekst te leveren voor klankbeelden als:
‘Hoera, het tweede front’, ‘De legende van de Amerikaanse democratie’
enz.
33 Ook kreeg hij bijvoorbeeld een verzoek tot vervaardiging
van “teksten welke passen in het kader van de actie ‘Met Duitschland
voor een nieuw Europa’ en ‘Met Duitschland voor een vrij Nederland’”.
Het zijn maar enkele voorbeelden, die met vele zouden kunnen worden
vermeerderd.
De zuiveraars hadden er hoe dan ook geen boodschap aan: op 5 mei 1955 was
Waterman weer gerechtigd zijn journalistieke bezigheden te hervatten. De
liefhebbers van de Bob Evers-verhalen hebben van Willy van der Heide’s
tijdelijke werkloosheid overigens geen last gehad. Al tijdens zijn
hechtenis schreef Waterman de eerste deeltjes van wat zou uitgroeien tot
een enorme Bob Evers-serie, jongensboeken met titels als
Trammelant op Trinidad en Pyjama-rel in Panama, waarvan
er miljoenen zijn verkocht.
Bob Evers-avontuur uit 1959, met de DSCB
Ik heb Waterman niet persoonlijk gekend maar wel ‘meegemaakt’, en
wel bij Peter Schilperoort thuis en op de Haagse Jazz Club. Waterman was
een onconventioneel, vrijgevochten figuur, die alleen al door zijn
taalgebruik de aandacht op zich vestigde. Ook de practical joke was hem
niet vreemd. Bassist Eddie Hamm herinnert zich Watermans binnenkomst
tijdens een feestavond van de Dutch Swing College Band in Gaillard te Den
Haag. Hij kwam daar als
douchecel; hijzelf stond in de cel en wanneer er een dame met hem
danste werd het gordijn dichtgetrokken.
34 Voor hem typerend is het slot van een brief die hij in 1973
aan Peter Schilperoort schreef: “Meest hartelijke groeten aan je moedige
vrouw (de wijven die ons trouwen verdienen een apart soort decoratie).
Beste wensen en groeten voor een lang en lallend leven.”
35 Dat laatste was hemzelf niet gegund. Willem van den Hout
stierf in 1985 aan een verwaarloosd hartinfarct. Hij werd 69 jaar.
Met dit verhaal is bij lange na niet alles over De Gil en de Radio Gilclub verteld en nog minder over Waterman met zijn vele aliassen. Voor een biograaf ligt hier nog een omvangrijke taak. Wel is mij duidelijk geworden dat er, wat betreft de geschiedenis van de jazz voor de Hilversumse radio, geen interessantere periode is geweest dan die van juli 1944 tot mei 1945.
Harm Mobach, Pijnacker, 2005.
|