Bijgewerkt
1 Oktober 2009
01_zonder-kracht-woord.png, 27kB

Mijn herinneringen lijken op de schijngestalten van de maan. Bepaalde contouren zijn vaag, andere juist messcherp. Het bleke licht, waarin het landschap baadt, komt overeen met de wereld van mijn jeugd, heel poëtisch en zuiver.

En achter de doorschijnende, lichtgevende wolken maak ik al turend de cirkel rond.

Het was Paaszondag en we zaten in de St. Jan, mijn vader, mijn broer en ik, en woonden er de Hoogmis bij.

Tegenwoordig komen toeristen uit vele landen deze schitterende basiliek bewonderen. De binnenkant is dan ook heel indrukwekkend en de rijke versieringen plus de grote omvang ervan maken deze kerk in 's Hertogenbosch tot de allermooiste kathedraal van Nederland. Mijn jongste broer was misdienaar. Terwijl de andere misdienaars licht voorovergebogen zaten, spreidde hij, half liggend over de treden van de altaartrap, beide armen wijd uiteen om even later het wierookvat met een theatraal gebaar heen en weer te laten slingeren. In die tijd beeldde hij zich in dat hij het in zich had om priester te worden. Na een paar jaar kweekschool kwam hij hierop terug.

Mijn dertien jaar oudere, opstandige broer zat links van mij, mijn strenge vader rechts. Ik schrijf streng, omdat het een uitgemaakte zaak was dat ik op Zon- en Feestdagen niet mocht schaatsen, niet mocht rolschaatsen, niet mocht fietsen, niet buiten mocht spelen, niks mocht ik, het was thuisblijven geblazen, zo was dat in die dagen.

De bisschop droeg een gewaad van pure brokaat, doorweven met goud- en zilverdraad. Het was een plechtige mis met veel pracht en praal, het orgelspel en de zware wierooklucht vulden het interieur.

Er was een immer durende strijd gaande tussen mijn vader en mijn oudste broer, die nooit beslecht is. Door de jaren heen was de ouwe heer van een zwierige onderwijzer met-het-eeuwige-sigaartje-en-het-vestzakhorloge-met-zilveren-ketting, na de dood van mijn moeder en in een paar jaar tijd, verworden tot een norse, in zichzelf gekeerde vreemdeling-met-pijp. Mijn oudste broer probeerde mij altijd mee te laten genieten van zijn afkeer van wat hij de 'burgermansmoraal' noemde. Daar moest ik vooral al heel jong afstand van doen, vond hij. Door al die gesprekken hierover keek ik enorm naar hem op, zoveel is zeker. Maar ik hield ook van mijn zwijgzame vader, en het stoorde mij meer dan ik zeggen kon als die twee in een nieuwe machtsstrijd verwikkeld waren.

Het was de gewoonte in de katholieke kerk dat de koster gedurende de mis langs kwam, met een soort loonzakje van fluweel bungelend aan een lange geciseleerde stok. Iedereen deponeerde daar dan wat geld in.

Toen hij ook dit keer aanstalten maakte naar ons toe te komen, legde mijn vader alvast wat los geld voor zich neer, op de bank. Het zullen een paar kwartjes geweest zijn, meestal ging dat zo, elke week vond immers dezelfde ceremonie plaats. Grotere giften werden gegeven op een andere, voor mij uiterst geheimzinnige, manier.

Amper had mijn broer de luttele centen gezien die de pipert keurig op een rijtje voor zich uitgestald had, of hij graaide in een van zijn broekzakken (een portemonnaie bezat hij niet) en haalde ettelijke guldens te voorschijn, die hij op een wel erg in het oog lopende manier op zijn beurt voor zich uitstalde.

Ik telde.

Telde en keek naar mijn vader.

Deze deed hetzelfde als mijn broer, meerdere guldens legde ook hij neer.

Opnieuw deed mijn broer een greep in zijn broekzak en viste er wederom 'n handje vol munten uit. Toen de ouwe heer dit zag, begon hij langzaam van kleur te verschieten, zette zijn kaken op elkaar en haalde ergens uit een binnenzak nog wat groter geld dat hij nu met een plechtstatig gebaar voor zich neerlegde.

Het hallelujah klonk, het orgelspel zwol aan en de echo ervan wiegde heen en weer langs de hoge gewelven. De zon sprankelde door de spitse, gebrandschilderde ramen.

In een roodachtige gloed bleef dit keer de koster staan, keek onze kant op, zag het geld en reikte, met een minzaam knikje van het hoofd, de lage stok plus het zakje tot aan mijn vader, die met een wijds gebaar de vele guldens erin liet kukelen. Ik hoorde ze vallen.

Toen de koster de stok langzaam naar zich toetrok, liet hij nog even, ongeduldig, het zakje voor de neus van mijn broer wiebelen. Waarop deze, een brede grijns op zijn gezicht, twee luttele kwartjes in het donkerblauwe zakje deponeerde.

De vele resterende guldens liet hij opnieuw nonchalant in zijn broekzak glijden.

Zo doe je dat als je, zonder de kracht van het woord, toch indruk wilt maken op je jonge zusje.

*Zonder de kracht van het woord* verscheen in 1996 tevens in een bundel verzamelde korte verhalen (PANORAMA) van Nederlandse en Belgische auteurs bij Uitgeverij De Vleermuis, Roermond.

© Marie-José VAN DEN HOUT

Free counter and web stats