Waarom wij een auto in de garage hadden staan is me ook nu nog niet helemaal duidelijk, misschien was het alleen maar een statussymbool. De schaarse keren dat mijn vader erin reed kon je op de vingers van een hand tellen, wie er echter veel vaker gebruik van maakte was mijn broer. Hij nam me dan weleens mee, tochtjes maken door de omgeving, of we gingen naar de IJzeren Man, in Vught, waar hij een kano had.
Als ik nu nog terugdenk aan die auto, krijg ik net zo'n zweverig gevoel als wanneer ik verliefd ben. Het was een diepzwarte twoseater, zoals je die nu nergens en nooit meer ziet, met een linnen kap en met aan de achterkant een rumble-seat! Hierbij moet je je een uitklapbaar geheel voor de geest halen, waardoor achter de twee bestaande zitplaatsen er nog eens twee kleinere zitplaatsen te voorschijn getoverd konden worden. Daar kroop ik dan in, door m'n voet op een steun te plaatsen.
Deze rumble-seat was dus uitermate geschikt voor kinderen, hoewel onze Duitse oosterburen daar toch anders over denken, die noemen zoiets een Schwiegermutter-sitz, een zitje voor schoonmoeders. Bovendien waren deze twee plaatsen altijd onbeschut, omdat ze niet met de linnen kap bedekt konden worden.
Wat een droom!
Mijn vader verplaatste zich alleen nog maar op de fiets, behalve misschien op bepaalde hoogtijdagen, dan werd de auto wel van stal gehaald. Buiten zijn normale rooster overdag op school (hij was leraar), gaf hij les aan zowat het hele politiekorps van alle omliggende dorpen en gehuchten. Zodoende kenden de meeste agenten van Den Bosch en omstreken mijn vader, en natuurlijk ook ons.
Op een dag gingen we weer eens een ritje maken, mijn broer, Old Shatterhand, en ik, zijn Winnetou! Van louter verrukking klom ik bovenop de opengeslagen linnen kap. De wind woei me om de oren, m'n haren wapperden vrolijk, ik kon mijn geluk niet op!
Beetje bij beetje begon het echter te regenen.
'Als we maar hard genoeg doorrijden, schieten de druppels vanzelf over ons heen en worden we niet nat', doceerde bleekgezicht Ofd Shatterhand plechtstatig, terwijl we met een bliksemvaart door Hintham suisden.
Opeens zag ik heel in de verte uniformen opdoemen, dus zei ik tegen m'n broer dat er waarschijnlijk agenten achter ons aanzaten?
Ik hield mijn broer voor dat, als ik me op het groene weiland zou kunnen uitstrekken en, in navolging van het Apachen hoofd Winnetou, mijn oor te luisteren zou kunnen leggen tegen de drassige grond van Nuland, ik naar alle waarschijnlijkheid het aantal achtervolgers kon bepalen, alsmede het merk sigaretten dat ze rookten, Wellicht kon ik ook nog de kleur van hun ogen inschatten! Maar deze snoeverij beantwoordde hij met het steeds dieper intrappen van het gaspedaal en die agenten maar proberen ons bij te houden!
Wat daarna gebeurde is eigenlijk niet te beschrijven. Zo'n achtervolging zie je uitsluitend in Amerikaanse films. Een feest van jewelste. Hintham door, Rosmalen voorbij, Nuland in, rechtsaf een landweggetje, weer rechts een hobbelig paadje over, dan een smalle laan op met aan weerszijden bomen en dat alles in vliegende vaart, en ik op die kap maar schreeuwen en gebaren van jewelste en die agenten maar proberen ons bij te houden. Uiteindelijk zijn we ze kwijtgeraakt, maar genoten heb ik wel!
Later, hij werkte toen al bij Philips, had mijn broer het plan opgevat een motor te kopen, ook daarop reed ik dikwijls mee; we gierden dan door de bochten, ik achterop of in de zijspan, helemaal overhellend naar één kant.
Niet zo verwonderlijk eigenlijk, dat ik op latere leeftijd heel veel mannen maar saaie pieten vond . . .
© Marie-José VAN DEN HOUT
|