Een jaar of wat later ontmoette ik hem weer, dit keer in zijn woning.
Hij ging me voor naar een slaapkamer, waar twee kinderbedjes stonden.
Boven één ervan bleef hij enigszins slungelachtig staan, zijn lange gestalte lichtelijk voorover gebogen.
Als twee druppels water, zei hij zachtjes, het dekentje wegtrekkend en dan, met een breed gebaar: Jouw karakter, alles!
Ik schudde mijn hoofd maar eens meewarig, zo’n benijdenswaardig lot was dat nou ook weer niet. Want schaamte en schuldgevoel zouden ook de rest van mijn leven nog voor een groot deel verpesten.
Schaamte over de houding van mijn broertje gedurende de oorlog, schuldgevoel over het feit dat ik hem geholpen
had!
We liepen terug naar beneden, naar de huiskamer, waar mijn schoonzusje met koffie op ons wachtte.
Voor het eerst van mijn leven heb ik toen mijn broertje iets van emotie zien tonen.
Hij ging naar het toilet en kotste.
Tegen de ochtend belde mijn schoonzusje een taxi en liep mijn broertje mee naar buiten. Voor ik instapte, boog hij zich over mijn hand en opende het portier.
Dank je, je bent een gentleman, zei ik een tikkeltje verbaasd, omdat ik zoveel ceremonieel van hem niet gewend was.
Nee, was het prompte antwoord, dat ben ik niet.
Zachtjes sloot ik het portier. De taxichauffeur wenste me een gelukkig Nieuwjaar.
En terwijl de wagen wegzoefde, zag ik naast zijn voordeur inderdaad dat levensgrote, zwarte bord prijken, waarop met gouden letters stond:
PREADVISEUR VOOR PSYCHIATRIE.
Langzaam zakte ik weg in de kussens.
En dacht aan mijn eigen leven in Parijs.
Opnieuw een scheiding in het verschiet.
Wat een puinhoop allemaal, meneer de psychiater!
In 1979 tenslotte publiceerde mijn broertje nog een niet ongeestig boek onder de titel: 'Toen ik een nieuw leven ging beginnen en andere waar gebeurde verhalen uit de jaren vijftig', 'ik moet er niet aan denken dat ik mijn bestaan had moeten leiden als een Simon Vestdijk', schrijft hij daarin ergens.
Toen ik het uit had, kreeg ik even de aandrang hem op te bellen, maar gedaan heb ik het niet.
'Eens kom je terug', had mijn broertje je gezegd, die gedenkwaardige, laatste keer dat we elkaar gezien hadden. 'Let maar op mijn woorden, zusje!'
Teruggekomen naar Nederland ben ik inderdaad.
Maar hem teruggezien heb ik niet meer.
Want eindelijk had Electra opgehouden zich te bekommeren om het lot van Orestes ...
© Marie-José VAN DEN HOUT
|