LIEFDE IS EEN ZOMERSPROET
een parasol die het ineens weer doet
het is je hart dat bonst voor twee
want daar begint elke verliefdheid mee
LIEFDE is een houten schuur
een ontsnapte merel, een oplaaiend vuur
het is een hooiberg, ’s-avonds laat
een schoenveter die knapt, maar wel op straat
Een verliefd brein zit vol muziek
samen gelukkig, alleen doodziek
dus blijven ze altijd bij elkaar
ook slapen ze samen, een echt liefdespaar
Soms denken ze SAMEN ÉÉN te zijn
een schrijvend genie, wat een festijn
of ze vereenzelvigen zich met niets minder dan
de romantiek van een Werther, of de gebroeders Mann
In hun hart voelen ook zij die Goddelijke Vonk
dezelfde waarschijnlijk die alle leven schonk
ze houden van het heden, kunnen alles aan
hun toekomst is rooskleurig, zorgen naar de maan
Vlogen ze wellicht iets te hoog, want tot hun grote spijt
verbrandden ze hun vleugels en, terug in de tijd
strompelen ze nu beiden, maar wilden het niet
van elkaar gescheiden ach niemand die het ziet.
© Marie-José VAN DEN HOUT
|