Ik dacht mijn geboorteland uit mijn hoofd, uit mijn hart, uit mijn ziel te kunnen snijden door het te ontvluchten, het achter me te laten. Een simpele, chirurgische ingreep.
Ik vergiste me.
Engeland is een boeiend land, het kan niet genoeg benadrukt worden.
De talloze verhalen over het doorzettingsvermogen en gevoel voor humor van de Engelse vrouwen gedurende de Tweede Wereldoorlog, die ik er hoorde, maakten wel indruk op me.
Hadden de kaarten anders gelegen, was ik die vrouwen geweest.
Had IK de zware trucks met gewonden gereden.
Had IK die voedseltransporten verzorgd.
Zelf voelde ik me zo teleurgesteld, zo onbegrepen en in de steek gelaten, dat ik het onzalige idee opvatte, daar ter plekke, alsnog dienst te nemen in het Engelse leger.
Ik meldde me als vrijwilligster!
Na een uitgebreid inleidend gesprek gaf men mij te verstaan dat alles in orde was,op voorwaarde echter dat ik de Engelse nationaliteit zou aannemen en de Nederlandse verwerpen.
Maar zover kon ik, voor mijn gevoel althans, niet gaan en dus ging het hele feest niet door.
Gelukkig maar, want ondanks het feit dat ik reuze goed met de Engelsen overweg kon en mijn broertje me regelmatig schreef, stierf ik zowat van de heimwee.
Heimwee is zoiets onbestemds dat het moeilijk is dit gevoel precies onder woorden te brengen.
Alles wat je niet hebt wordt uiterst belangrijk en door de herinnering opgeblazen tot een roze visioen van verloren gegane heerlijkheid, dat boven alles uitstijgt.
Zo had mijn broertje me bijvoorbeeld een grammofoonplaat gestuurd, waarop hij grappen en andere flauwekul debiteerde.
Zijn aanhef op de plaat luidde als volgt:
- Hello pearless pearl of the nation. Pearless pearl of the nation!!!
Dat maakte alles alleen nog maar erger en het leek wel, bij het horen van die woorden, of de hele Laan van Meerdervoort zich in haar volle lengte voor mijn ogen ontvouwde.
Ik kreeg dus nog meer heimwee naar de Laan van Meerderoort en het Buitenhof en het Voorhout.
Wel twintig keer op een dag dronk ik in verbeelding een milkshake bij Tocci of liep in gedachten door de Papestraat, of stapte een sjieke winkel binnen in de Hoogstraat.
De hele sfeer van het naoorlogse Den Haag hing als een ziekte om me heen, had als het ware bezit van me genomen en hoe meer ik mijn best deed het te onderdrukken of het kwijt te raken, hoe sterker mijn heimwee werd.
Nog geen jaar later stond ik dan ook weer op de kade bij Hoek van Holland en nam de trein terug naar Den Haag, waar ik aankwam op het toen nog mooie, oude Hollandse Spoor.
Het was Zondagochtend heel vroeg en ik belde mijn broertje op met de mededeling dat ik weer terug was.
Ik was gehuld in een veel te wijde Engelse regenjas die ik daar gekocht had en droeg, net als Greta Garbo, platte wandelschoenen.
Mijn handen had ik, om geheel in stijl te blijven, diep tot aan de ellebogen in beide jaszakken gestoken.
Mijn toenmalige schoonzusje, een schitterende vrouw met veel allure, kwam me van het station afhalen.
Toen ze me zo uitgedost zag, zei ze alleen maar, heel zachtjes:
- wat zie jij er uit!
Het was in alle opzichten dus wel weer een geslaagde thuiskomst..
© Marie-José VAN DEN HOUT
|