Niet alleen over mijn broer, ook over de Bezetting is het nodige geschreven. Voor mij blijven deze twee zaken echter met elkaar verweven.
De Broer –
Het is dinsdag, 4 september 1944, als hele horden Duitsers en NSB’ers als hazen vluchten. Ze kiezen het
hazenpad omdat het ernaar uitziet dat de bezetter zich snel zal overgeven.
- Haha, lacht mijn broertje. En vindt het begrip Dolle Dinsdag uit.
In het satirisch weekblad De Gil maakt hij die “labbekakken” zoals hij ze noemt, onsterfelijk belachelijk.
Niemand weet dan natuurlijk dat diezelfde Gil uitgegeven wordt door de Abteilung Aktiv-Propaganda van het Rijkscommissariaat. Niemand, behalve mijn broertje en de oprichter ervan, tevens eindredacteur van de toenmalige Residentiebode, Louis
Thijssen.
Een keer heb ik ‘m mogen ontmoeten.
Mijn broertje had me meegenomen naar de Groenmarkt, waar hij een afspraak met ‘m had. Bij die gelegenheid stak Thijssen zijn bewondering voor mijn broertje niet onder stoelen of banken. Tegenover mij gedroeg hij zich zeer hoffelijk.
Als later de geschreven Gil even plotseling weer verdwijnt als hij opgedoken is, ontstaat er in Hilversum een Radio Gil Club: Een zogenaamde geallieerde zender, die uitsluitend jazz-muziek uitzendt. Maar tussen de regels door zit nazipropaganda verweven, hetgeen vooral bij de geallieerde legertroepen verwarring zaait.
En tijdens de Slag om Arnhem, op 17 september 1944, doet de zender Mary Of Arnhem daar nog een schepje bovenop.
De Bezetting –
Maar in plaats van te capituleren, begint de bezetter zich met de dag genadelozer te gedragen en een waar schrikbewind verspreidt zich over het hele Westen van Nederland. Het is de tijd van de razzia’s en de ontberingen, van de fusillades en de plunderingen. Ook de V2’s, die vaak via een omweg opnieuw op Den Haag belanden, vanwaar ze nota bene afgevuurd zijn, zaaien dood en verderf. Het is de tijd van de Ausweiss en het Sperrgebiet: Achtung Achtung! Es wird ohne Anruf geschossen!
Je hoort het bij wijze van spreken nog.
De gevechten op Walcheren in november 1944 luiden een lange, strenge winter in. De mensen steken het asfalt van het wegdek om het te kunnen verbranden. Overal worden bomen omgezaagd. Trams rijden niet meer. Er is geen gas, geen elektriciteit, geen krant, geen eten en het huisvuil wordt al helemaal niet meer opgehaald. De straten stinken en overstekende ratten moeten al heel vlug zijn, willen ze niet gevangen en opgegeten worden. Lijken stapelen zich op, mannen en vrouwen die zomaar dood geschoten zijn, of van uitputting gestorven. Iedereen huivert van de kou en overal heerst angst. En na 8 uur ’s avonds mag niemand meer naar buiten.
Het verhaal honger, waarschijnlijk van de hand van Simon Carmiggelt, verschijnt in het illegale blad Het Parool van 9 januari 1945.
Alles wordt gerelateerd aan eten. Rantsoenbonnen stellen niets meer voor.
Aardappelschillen, suikerbieten en tulpebollen houden sommigen in leven. Weer anderen likken lege gamellen uit.
De Duitsers hadden op het Spui een man doodgeschoten en opgehangen. Hij had geprobeerd een brood uit een winkel te stelen.
Bruggen worden nu opgeblazen en poldergemalen vallen uit wegens gebrek aan brandstof. Grote gebieden worden door de Duitsers onder water gezet.
In het IJsselmeer staat het water zelfs bijna een meter hoog. Ook langs de mooie Vecht staan alle polders blank en op 17 april, mijn verjaardag, loopt de Wieringermeer onder.
Als eind April, begin Mei de eerste voedseldroppings uit de hemel komen vallen, afgeworpen door laagvliegende, viermotorige bommenwerpers, maken deze, als ze weer terugvliegen richting Engeland, een kantelende beweging met hun vleugels. Huilend vallen de mensen in de straten en op de daken, in elkaars armen.
Dat zalige wittebrood kwam voor mij als MANNA uit de hemel vallen en had zo’n goddelijke smaak dat ik het nog steeds de heerlijkste broodsoort vind.
De Bevrijding –
Had niet nog een dag later moeten komen.
Want dan was er helemaal niemand meer te bevrijden geweest ….
© Marie-José VAN DEN HOUT
|