VISSEN
21 Februari tot 21 Maart
De zee, symbool van leven en dood
Aan de horizon een langzame boot
Meeuwen scheren er overheen
Sommige samen, soms een alleen
Een golvende vloedlijn, een late zonnestand
Ineens is daar dan Neptunus, met zijn tand
Hij zegt, of ligt het aan die lucht zo rood:
De zee is het leven na de dood
Wij vissen weten zoveel af van dingen
’s Nachts horen we immers de sirenes zingen
Ook zwemmen we door de diepste wateren mee
Het leven van de ziel, ook dat is de zee
Van oudsher zijn wij sceptisch en te wijs
Om nog te geloven in een paradijs
Desondanks zij we best levensblij
Want een traan en een lach, dat nu zijn wij!
Voor de strijd zijn wij ’t slechtst uitgerust
Eerder zoeken we harmonie en rust
We verbergen wat graag onze kwetsbaarheid
Achter een masker van onverschilligheid
Soms veranderen we als in een handomdraai
Ons leven is dan, vinden wij, saai
Op die momenten spartelen we, met elke vin,
Met al onze krachten, tegen de stroming in
Onvermijdelijk komt echter dan weer de tijd
Dat we de brui geven aan dergelijke bedrijvigheid
Dan pas trekken we echt de lijn
En keuvelen wat samen, in visserslatijn
Het moeilijkst is voor ons een evenwicht te vinden
Tussen verslonden worden of zelf verslinden
De kwaliteit van de hengel, daar komt het uiteindelijk op aan
Of we de kans krijgen om nog een eeuw of zo door te gaan
© Marie-José VAN DEN HOUT
|