Bijgewerkt
1 Oktober 2009
De terugkeer van de grutto

Amper had je broer zich achterover, aangekleed en wel, in de plomp laten vallen en was hij weer op het droge geklommen, of er ontstond een heftige woordenwisseling tussen jullie beiden. Nou, daar was geen woord Frans bij, dus stond Marthe daar maar zo’n beetje te staan.

Eindelijk waren jullie dan in Nederland aangekomen, waar je je broertje opzocht die in die dagen in een paddestoelhuisje, naast dat van Peter Schilperoor, op de Kaag woonde.
Je broer en jij kregen ruzie over de gekste dingen. Over de monocle van Taillehaeck bijvoorbeeld, over jullie ouders, je jongere broer, je eerste schoonzusje, je tweede schoonzusje, zijn gedrag in de oorlog, over JOUW manier van leven nota bene!
Je hart sloeg zowat over van verontwaardiging, woede en onmacht.
Vier jaar lang had je de tijd gehad afstand te nemen, over dingen na te denken en nu deze zinloze discussie, opnieuw gestoeld op leugens.

Ooit had je een gevoelige, in tweed geklede, niet al te zelfverzekerde broer gehad.
Kleurrijk weliswaar, maar in jouw ogen veelbelovend en talentvol.
Met een stem welluidender dan Big Ben.
Een lach aanstekelijker nog dan vuur.
Met de energie van een bruisende beek.
Met een geest zo sterk, dat je onwillkeurig dacht aan edelmetaal.
Een lichaam als een rots. Als een berg. Als een boom.
Een voorbeeld uit je jeugd:
Zo droeg je broertje (hij was bijna 2 m lang, maar goed) nooit een overjas.
Het tegenovergestelde dus van Proust, beweerde Marthe. Die droeg er het liefst TWEE.

Nu zat tegenover je een wat brallerige, zichzelf overschreeuwende fratsenmaker.
Een clown in het kwadraat. Een goochelaar met goedkope trucjes, minstens één
amechtige vrouw aan elke vinger.
Je stond perplex.
De kinderlijke, naíeve betovering was verbroken.
De prachtige zeepbel ruw uiteengespat.

- Kom, zei je tegen Marthe, laten we liever een Chineesje gaan pikken of zo.
Nederland heeft nog andere bezienswaardigheden, buiten mijn broertje om.
Daar kon ze nog wel even om grinniken, maar van harte was het niet en hoezeer je ook je best deed haar overal mee naar toe te slepen, je merkte best dat ze eigenlijk nergens iets aan vond.

- Probeer nou ook eens een lekkere haring, zei je fijntjes, als ik bij jouw oom
’s-ochtends op m’n nuchtere maag rauw vlees kan eten kun jij, laat in de middag, best wel eens een harinkje proeven. Het is tenslotte een Nederlandse lekkernij.
Je deed voor hoe het moest.
Marthe probeerde het een keer braaf, maar daar is het wel bij gebleven.

Zelfs de Haagse Hoogstraat en het Noordeinde, door jou zo bejubeld en bezongen, verloren op die manier ook hun glans.
- En de Walletjes, ook niet leuk? probeerde je nog, na een paar afmattende dagen in Amsterdam.
Maar niets kon haar echt bekoren.
Behalve de loempia’s.
Die vond ze zalig.
Ullo! Ullo! Ullo!
Arme grutto.

© Marie-José VAN DEN HOUT

Free counter and web stats