Bijgewerkt
1 Oktober 2009
01_het-zusje-van.png, 15kB

Drie jaar voorarrest, vier boeken kant en klaar en tien jaar lang uitgesloten van alle journalistieke arbeid door de Raad van Beroep voor de Perszuivering. Maar geen veroordeling.

Op een middag ben ik mijn broertje in Scheveningen gaan afhalen. We zijn de stad ingegaan om ’n paar dingen voor hem te kopen – een broeksriem, sigaretten, en wat ander kleinood – en daarna hebben we het op een feesten gezet.

In de nor had hij een ex-libris voor me ontworpen. Een huilende wolf met een champagne-glas op een stapel boeken, mijn naam eromheen geweven.
Hij had er honderden van laten drukken. Maar ik werd er zo triest van dat ik ze op een dag allemaal vernietigd heb. (Op een enkele na) –
Veel later, in Parijs, heb ik mijn eigen ex-libris ontworpen:
Een kwestie van mijn eigen identiteit benadrukken? Vast wel.
Het bestond uit een wapenschild, met in het linkergedeelte de spreuk:
Nulle dies sine linea – Geen dag zonder regel –
Oorspronkelijk bedoeld voor schilders, tegenwoordig veelal gebezigd door schrijvers.
Of ik het ook altijd in de praktijk gebracht heb is een tweede..
Omdat ik de journalistiek in wilde, ging ik op een dag bij een krant solliciteren.
In mijn hele leven is er geen zwartere dag geweest dan die dag.
Ik kondigde mezelf keurig aan en werd ontvangen.

Van het sollicitatiegesprek herinner ik me niets anders meer dan dat het naar wens verliep.
Aan het eind echter, toen we wat feitelijke gegevens doornamen, zoals naam, referentie’s enzovoort, herhaalde die redacteur ineens mijn achternaam een aantal keren en vroeg toen, mijn naam nadrukkelijk uitsprekend:

-

Ben jij soms het zusje van Willem Waterman?

-

Ja, antwoordde ik, zonder enige aarzeling, want het kwam geen seconde in me op hierover te liegen.

-

Dan kun je dus mooi fluiten naar die baan, zei die meneer toen met schorre stem, reken er maar niet op dat je aangenomen wordt.

-

Maar eh .. begon ik nog, ik ben toch niet verantwoordelijk voor …

Verder kwam ik niet, ik kon geen woord meer uit mijn mond krijgen, de adem stokte me in de keel, mijn hoofd gonsde.
Ik kreeg een hele retirade te horen.
Het zal best wel hier en daar waar geweest zijn, moet ik toen gedacht hebben. Maar daar had ik, voor mijn gevoel, waarlijk geen boodschap aan.
Hij werd steeds fanatieker. Naarmate ik stiller werd, werd hij fanatieker.
Zoveel vaderlandsliefde, zoveel rechtschapenheid, zoveel onverzoenlijkheid huisde er in die man, dat zijn woordenstroom volkomen aan me voorbijging.

Argeloos was ik hem tegemoet getreden, maar hij kende geen genade en bleef op me inbeuken. Ik zag alleen maar die verwrongen mond. Ogen had hij niet: een en al mond. Wat een verschil met Veeninga!
Met welke waardigheid ik die kamer uitgekomen ben, weet ik echt niet meer.
Wel herinner ik me nog dat ik op een bankje op het Voorhout ben gaan zitten.
Denken wilde ik, denken, maar het duurde even voordat ik weer’n beetje tot rust gekomen was. Het leek wel of mijn hersens uit uitsluitend stekels bestonden.
Misschien was alles wel een boze droom. Daar kon je uitstappen, uit een droom. Daar kon je uit wakker worden.
Maar hoe ik ook in m’n arm kneep, ontwaken deed ik niet, ik WAS immers allang wakker!
Anderhalve kilo treurige neuronen.
Daar op een bankje in Den Haag.

© Marie-José VAN DEN HOUT

Vorige herinnering Naar index Volgende herinnering
Free counter and web stats